Het supermarkt syndroom: het klinkt als een verslaving om inkopen te doen in grote warenhuizen, maar niets is minder waar. We spreken van het supermarkt syndroom (‘supermarket syndrome’), ook wel visuele vertigo (‘visual vertigo’) of visual-geïnduceerde duizeligheid (‘visually-induced dizziness’) genoemd, wanneer iemand duizeligheidsklachten krijgt die uitgelokt of versterkt worden door specifieke visuele triggers. Voorbeelden van typische triggers zijn supermarkten (uiteraard), drukke kruispunten, tunnels, 3D films met veel effecten, … Het klachtenpatroon bestaat uit duizeligheid, instabiliteit, desoriëntatie en een algemeen ongemak (1,2). Het moet niet gezegd worden dat deze patiënten dan ook vermijdingsgedrag ontwikkelen en als gevolg hiervan hun levenskwaliteit en sociale activiteiten een duik nemen (3). Eerder een “vermijd-supermarkt” syndroom dus.

Figuur 1: Een omgeving als deze lokt duizeligheid en andere symptomen uit bij mensen met visueel-geïnduceerde duizeligheid, ofte het supermarkt syndroom.
(Bron figuur: http://www.gameanalytics.com)

In het dagelijkse leven, maken we (=ons brein) gebruik van zowel visuele, ‘vestibulaire’ (= komende van het evenwichtsorgaan) en ‘proprioceptieve’ (=komende van onze spieren en gewrichten) informatie om in balans te blijven en ons te kunnen oriënteren in de ruimte waarin we ons bevinden. Afhankelijk van de specifieke situatie, zal ons brein meer of minder aandacht besteden aan de input komende van één van de drie systemen, al komt deze informatie meestal goed overeen. Echter, wanneer er een probleem is met één van de drie systemen (bijvoorbeeld door ziekte, denk maar een uitval van één van de evenwichtsorganen in ons binnenoor), zullen bepaalde individuen té afhankelijk gaan worden van een ander, wel nog functionerend systeem, zoals bijvoorbeeld het visueel systeem. Dit is dan ook precies wat er gebeurt bij mensen met het supermarkt syndroom: na een vestibulaire uitval worden ze te visueel afhankelijk en worden daardoor te hard beïnvloed door de visuele prikkels die ze “binnenkrijgen” (3). Bij normale en rustige visuele prikkels geeft dat niet echt problemen, maar wanneer de visuele omgeving druk en complex wordt, gaat het veel moeilijker (3).

Dit is dan ook de basis van de meest frequente therapie voor het supermarkt syndroom: het ‘desensitiseren’ van die te grote visuele afhankelijkheid. Door een individueel trainingsschema op te stellen, kunnen patiënten minder gevoelig gemaakt worden voor de visuele triggers en leren ze stelselmatig om er steeds beter met om te gaan (4). Deze therapeutische benadering kan een beetje vergeleken worden met bijvoorbeeld desensitisatie in de psychotherapie, gebruikt bij bepaalde trauma’s en fobieën. Bij patiënten met het supermarkt syndroom wordt meestal gebruik gemaakt van optokinetische stimulatie, zoals te zien in figuur 2. Stap voor stap wordt er dan opgebouwd: eerst kijken patiënten wanneer ze zitten en terwijl het patroon stilstaat, in een latere fase zullen ze stappen terwijl ze naar een bewegend patroon kijken.

Figuur 2: Een typisch gebruikt patroon voor optokinetische stimulatie.
(Bron figuur: play.google.com)

Ondanks het feit dat we verwachten dat het brein ook een rol speelt in het supermarkt syndroom -het is namelijk het brein dat de informatie van ons visueel, vestibulair en proprioceptief systeem zal integreren-, werd dit nog niet eerder onderzocht. In een exploratieve studie hebben we 10 patiënten met het supermarkt syndroom en 10 gezonde mensen getest. Dit hebben we gedaan met resting-state functional MRI (rsfMRI) hersenscans – een methode die toelaat om de functionele connectiviteit van het brein in rust te onderzoeken en te vergelijken tussen verschillende groepen. Met functionele connectiviteit wordt het onderling samenwerken van bepaalde hersenregio’s bedoeld, in dit geval in rust: een verhoogde activatie betekent dat er een grotere samenwerking is tussen die specifieke hersenregio’s of tussen een specifieke hersenregio en de rest van het brein en vice versa voor een verlaagde activatie.

In onze studie hebben we gezien dat patiënten een verlaagde activatie hebben in de vestibulaire hersenregio’s (die de input, komende van ons evenwichtsorgaan, ontvangen en verwerken) in vergelijking met de gezonde controlegroep (Fig. 3, blauw patroon). Bovendien zagen we ook een verhoogde activiteit in visuele hersenregio’s (Fig. 3, rood patroon). Deze resultaten komen precies overeen met de klachten en het onderliggende patroon bij deze patiënten: de verhoogde activatie in de visuele regio’s zou de hoge visuele afhankelijkheid kunnen verklaren en de verlaagde activatie in de vestibulaire regio’s zou dan weer kunnen wijzen op de uitval van het evenwichtsorgaan, het ‘insult’ waarna deze patiënten het supermarkt syndroom hebben ontwikkeld.

Figuur 3: Verschillen in functionele connectiviteit tussen patiënten met het supermarkt syndroom en gezonde mensen: de blauwe activatie toont een verlaging bij patiënten in vergelijking met gezonde mensen, de rode activatie toont een verhoging in functionele connectiviteit bij patiënten.
(Bron figuur: Van Ombergen et al, NeuroImage: Clinical, 2017)

Ondanks het feit dat we zeer voorzichtig moeten zijn om grote conclusies te trekken uit een studie met zo weinig proefpersonen, zou dit wel een aanknopingspunt kunnen zijn voor therapie. Naast de hierboven beschreven “desensitisatie” therapie, zou in de toekomst ook neuromodulatie toegepast kunnen worden. Neuromodulatie wordt reeds voor verschillende andere ziektebeelden gebruikt (bijvoorbeeld bij herseninfarcten, depressie, epilepsie, tinnitus, …) en kan de functie en/of werking van bepaalde hersenregio’s opnieuw herstellen en zo de symptomen verbeteren. Toekomstige studies zouden hier dieper op in moeten gaan; door grotere groepen patiënten te onderzoeken en te bekijken of het individuele klachtenpatroon van een patiënt (bijvoorbeeld de ernst van de klachten) overeenkomt met wat we in de hersenen kunnen opmeten.

Een bezoek aan Colruyt of Carrefour is dus niet voor iedereen evident.

Angelique Van Ombergen

Bronnen

(1): A. Van Ombergen, A.J. Lubeck, V. Van Rompaey, L.K. Maes, J.F. Stins, P.H. Van de Heyning, F.L. Wuyts, J.E. Bos: The effect of optokinetic stimulation on perceptual and postural symptoms in visual vestibular mismatch patients. PLoS One, 2016;11(4):e0154528. doi: 10.1371/journal.pone.0154528.

(2): M. Guerraz, L. Yardley, P. Bertholon, L. Pollak, P. Rudge, M.A. Gresty, A.M. Bronstein: Visual vertigo: symptom assessment, spatial orientation and postural control. Brain, 2001 Aug;124(Pt 8):1646-56.

(3): A.M. Bronstein: Visual vertigo syndrome: clinical and posturography findings. J Neurol Neurosurg Psychiatry. 1995 Nov;59(5):472-6.

(4): M. Pavlou, C. Quinn, K. Murray, C. Spyridakou, M. Faldon, A.M. Bronstein: The effect of repeated visual motion stimuli on visual dependence and postural control in normal subjects. Gait Posture, 2011 Jan;33(1):113-8. doi: 10.1016/j.gaitpost.2010.10.085.

(5): A. Van Ombergen, L. Heine, S. Jillings, R.E. Roberts, B. Jeurissen, V. Van Rompaey, V. Mucci, S.Vanhecke, J. Sijbers, F. Vanhevel, S. Sunaert, M.A. Bahri, P.M. Parizel, P.H. Van de Heyning, S. Laureys, F.L. Wuyts: Altered functional brain connectivity in patients with visually induced dizziness. NeuroImage: Clinical, 2017, in print. doi: 10.1016/j.nicl.2017.02.020