Vorige week organiseerde Breinwijzer een boeiende gespreksavond over revalidatie bij hersenaandoeningen. Voor zij die graag alles nog eens nalezen en voor diegenen de avond hebben moeten missen breng ik kort verslag uit van de lezing door Prof. Lafosse (RevArte).
Welke breinen behoeven revalidatie?
Hersenaandoening zijn niet zeldzaam en vaak hebben ze ingrijpende gevolgen voor het dagdagelijkse functioneren. In revalidatiecentra komen vooral mensen terecht met een niet-aangeboren hersenletsel (bv. cerebro vasculair accident of beroerte, traumatisch hersenletsel na een klap op het hoofd, hersentumor), maar er is eveneens een plaats voor patiënten met een neurodegeneratieve aandoening, waarbij zenuwcellen progressief afsterven (bv. dementie, ziekte van Parkinson).
De gevolgen
De gevolgen van schade aan de hersenen kunnen we bekijken op verschillende niveaus: het niveau van de zenuwcellen, het anatomisch niveau, het gedragsniveau en tenslotte het activiteiten- en participatieniveau.
Op het gedragsniveau zien we dat sommige mensen met een hersenaandoening problemen ervaren met hun motoriek, anderen met het onthouden van zaken, met taal of met het richten van hun aandacht naar een bepaalde zijde van de ruimte rondom hen. Op activiteitenniveau betekent dit veelal een aantasting van de zelfredzaamheid daar een aantal dagdagelijkse activiteiten niet meer zelfstandig kunnen worden uitgevoerd. Ook meedraaien in de maatschappij wordt soms moeilijk, iemand kan bv. niet langer zijn of haar job uitoefenen.
Figuur 1: Model van revalidatie bij hersenaandoeningen, door Prof. Lafosse
Revalidatie: hoe?
Revalideren, zo definieerde Prof. Lafosse, is het teweegbrengen van verandering over tijd – vanzelfsprekend betreft het hier bij voorkeur een positieve verandering. Allerlei revalidatietechnieken kunnen helpen om deze verandering teweeg te brengen. Gelukkig is ons brein van nature al plastisch, de prikkels die we opnemen vanuit onze omgeving zorgen voor continue vorming/verandering van ons brein.
Revalidatie begint bij goede diagnostiek; er wordt eerst uitgezocht wat is er precies aan de hand is met een bepaalde persoon. Zware letsels kunnen gewoonlijk worden vastgesteld met een anatomische hersenscan, maar er is ook subtielere functionele schade mogelijk (die soms zelfs helemaal niet in beeld gebracht kan worden met de huidige technieken). Eens het multidisciplinaire team van het revalidatiecentrum een goed idee heeft van de problematiek van een bepaalde patiënt op de verschillende niveaus kunnen interventies worden opgestart.
Op anatomisch niveau tracht men door het toepassen van stimulatietechnieken in te grijpen in de organisatie van de hersenen. Een voorbeeld van zo een techniek is ‘transcraniële magnetische stimulatie’ waarbij door het toedienen van magnetische pulsen bepaalde hersengebieden worden gestimuleerd. Na hersenschade wordt vaak één hemisfeer overbelast, dankzij de plasticiteit van de hersenen kan met oefeningen en stimulatie het evenwicht tussen beide hemisferen hersteld worden.
Op niveau van het gedrag wordt steeds vaker gebruik gemaakt van een combinatie van cognitieve en sensorimotorische oefeningen daar dit veel meer overeenkomt met situaties in het echte leven. Vroeger ging een patiënt voor motoriek naar de kinesist, voor cognitieve taken naar de psycholoog of de ergotherapeut en voor taal naar de logopedist. Dit onderscheid per beroepscategorie is natuurlijk zeer artificieel, elk van deze deeltaken is nodig voor het correct uitvoeren van de anderen en ze kunnen dan ook beter samen worden getraind.
Een soms harde maar efficiënte techniek voor het veranderen van gedragingen is de ‘forced-use therapy’. Hierbij worden patienten gedwongen om ondanks hun beperkingen bepaalde taken juist wel uit te voeren, in plaats van deze te omzeilen. Patiënten worden bijvoorbeeld gedwongen hun slechte arm te gebruiken door de goed functionerende arm vast te zetten, of ze worden verplicht te praten doordat de logopedist hen opbelt en niet vóór hen zit.
Twee eenvoudige doch zeer effectieve hulpmiddelen kunnen worden aangewend bij de revalidatie. De eerste is ons inbeeldingsvermogen. Mentale inbeelding van een voorwerp of een beweging en het daadwerkelijk zien of uitvoeren ervan activeert grofweg dezelfde hersencircuits. Hier kan handig gebruik van gemaakt worden door bv. kinesisten: als je mensen vraagt zich een handeling in te beelden dan worden de nodige hersencircuits voor het uitvoeren van de handeling al ‘opgewarmd’, en dat kan alleen maar helpen. Een tweede hulp is observatie: wij mensen leren door te observeren. Deze manier van leren wordt gefaciliteerd door de spiegelneuronen in onze hersenen. Een spiegelneuron is een hersencel die niet alleen actief wordt bij het zelf uitvoeren van een handeling, maar ook bij het zien van een handeling die door een andere persoon wordt uitgevoerd. Deze spiegelneuronen stellen ons in staat, al vanaf onze geboorte “de wereld te kopiëren in ons eigen brein”. Van het bestaan van spiegelneuronen wordt gebruik gemaakt voor het behandelen van fantoompijnen. In de zogenaamde ‘spiegeltherapie’ wordt een spiegel naast het goede ledemaat gezet. Doordat het brein geen onderscheid maakt tussen het observeren van de arm in de spiegel die beweegt en het bewegen van de eigen arm (die er niet langer is) ‘denkt’ het brein de verloren arm terug, waarmee ook de fantoompijn vaak verdwijnt.
Het oefenen van de beperkte functies en het opnieuw aanleren van handelingen vindt plaats binnen het revalidatiecentrum. Maar met betrekking tot activiteiten en maatschappelijke participatie is een revalidatiecentrum natuurlijk een heel afgeschermde wereld. Technologie biedt hier een oplossing: er wordt een virtuele realiteit gecreëerd. De toepassingen zijn zeer breed: patiënten kunnen autorijden in een simulator, maar bijvoorbeeld ook in een virtueel huis rondlopen en er taken uitvoeren.
Conclusie
We kunnen concluderen dat de revalidatie van het brein vandaag de dag gebeurt door het stimuleren van alle niveaus van het hersenfunctioneren en gebaseerd is op recente neurowetenschappelijke kennis. Prof. Lafosse benadrukte dat niets zo complex is als ons brein en dat revalidatie net daarom nooit mag worden opgegeven. Dankzij de plasticiteit van de hersenen komt er nooit een einde aan de mogelijkheid tot herstel. Van de toekomst van ‘de revalidatie van het brein’ kunnen we verwachten dat ze hoogtechnologisch zal worden: computers die in eigen huis instructies geven wanneer zij de problemen van de bewoners registeren, zenuwcellen en computerchips die met elkaar communiceren, etc. Het lijkt voorlopig nog science fiction, maar de eerste doorbraken zijn al gemaakt. Zo leerde een aap een robotarm besturen met zijn eigen hersensignalen.