Politieke keuzes zijn in de moderne democratie van groot belang. Traditioneel ging men er van uit dat mensen op de dag van de verkiezingen stemmen op de partij die hen het meest overtuigd had met sterke inhoudelijke argumenten. Immers, we willen toch dat de meest capabele mensen het land besturen? Maar tegenwoordig wordt het politieke spel meer en meer gereduceerd tot een inhoudsloze, groteske show, de V.S. voorop. Ook wetenschappers kwamen tot het besef dat je als politicus vooral mensen moet kunnen raken. In zijn bestseller ‘The Political Brain’ vertrekt Drew Westen vanuit de gedachte dat mensen zich bij hun stemgedrag vooral laten beïnvloeden door hun emoties, en dus niet veel aandacht hebben voor de inhoud van een boodschap.

Buikgevoel in politieke keuzes

Tijdens de Amerikaanse presidentsverkiezingen speelde het promotieteam van George Bush hier op in. In een poging steun voor de Democratische kandidaat Al Gore af te zwakken, lieten ze in een campagnespotje heel kort het woord ‘RATS’ zien vlak na een foto van Al Gore. In navolging van de grote commotie die hierdoor ontstond, toonde Westen aan dat dit inderdaad niet zo onschuldig was als het lijkt1. In een online studie flashte hij het woord ‘RATS’ heel kort op het scherm, gevolgd door de foto van een onbekende politicus. In drie controlegroepen werden de woorden ‘STAR’, ‘ARAB’ of ‘XXX’ aangeboden. Deze woorden werden zo kort getoond, dat geen van de proefpersonen zich bewust was van de aanwezigheid ervan. Wat bleek, proefpersonen aan wie  ‘RATS’ was getoond, beoordeelden de onbekende politicus veel negatiever dan de andere groepen. Of het kort tonen van het woord ‘RATS’ ook in staat was om opinies ten opzichte van de bekende Al Gore te beïnvloeden is daarmee natuurlijk niet bewezen.

Volgens Westen focussen de Democraten in de V.S. vooral op inhoudelijke punten, eerder dan op populistische slogans gebracht door charismatische figuren. Hij beweert dat ze veel machtiger zouden kunnen zijn, als ze meer zouden focussen op emoties. Om deze stelling kracht bij te zetten voerde Westen met enkele collega’s een studie uit2 met het speeltje van de 21e eeuw, de hersenscanner. Politiek geëngageerde proefpersonen kregen telkens twee tegenstrijdige stellingen te lezen over hun favoriete of minst favoriete politicus. Ze werden gevraagd om aan te geven in welke mate de stellingen tegenstrijdig waren aan elkaar. (vb. “Bush is een grote fan van de werkwijze van zakenman Ken Lay” en “Bush is erg kritisch over het energiebedrijf van Ken Lay”). Zoals verwacht merkten proefpersonen veel meer conflict op bij hun minst favoriete politicus, terwijl tegenstellingen bij hun favoriet makkelijk over het hoofd werden gezien.

Uit de hersenscan bleek dat tijdens het verwerken van de stellingen over de favoriete politicus, vooral hersengebieden actief waren die instaan voor emotionele verwerking (vb. orbitofrontale cortex). Hersengebieden die typisch actief zijn tijdens rationele verwerking van informatie (vb. dorsolaterale prefrontale cortex) bleken niet geactiveerd te zijn tijdens deze taak in vergelijking met een controletaak. Dit suggereert volgens de onderzoekers dat proefpersonen hun favoriete politicus eerder vanuit een emotioneel dan een rationeel kader beoordelen. Wanneer proefpersonen in een volgende fase extra informatie kregen die verklaarde waarom de stellingen over hun favoriete politicus schijnbaar conflicteerden (vb. “Bush was persoonlijk teleurgesteld in de rol die Ken Lay speelde in het schandaal rond zijn bedrijf”), bleek dit voor de proefpersonen een belonend effect te hebben. Tijdens het krijgen van deze informatie observeerde Westen activatie in de hersengebieden die typisch geassocieerd zijn met het krijgen van een beloning (e.g., ventraal striatum, nucleus accumbens). Volgens de auteurs werkte dit belonend omdat proefpersonen bevestigd werden in hun antwoord dat de twee stellingen weinig conflicterend waren.

Voorzichtigheid is echter aangewezen bij de interpretatie van deze resultaten. Hoewel het aanlokkelijk is om te besluiten dat politiek enkel om emotie draait, zou dit erg kort door de bocht zijn. Hoewel de orbitofrontale cortex bijvoorbeeld typisch actief is tijdens emotionele verwerking, kunnen we hieruit logisch gezien niet besluiten dat orbitofrontale activatie impliceert dat proefpersonen emotionele informatie verwerken. Het kan altijd zijn dat deze regio ook instaat voor andere (nog onbekende) processen. Of, met een bekend voorbeeld uit de logica: het is niet omdat de straat nat is dat het geregend heeft.

Als afsluiter zou ik eigenlijk nog enkele voorbeelden moeten geven over hoe veel politieke partijen meer op emoties inspelen in plaats van een realistisch verhaal te brengen. Helaas is mijn hulp daar waarschijnlijk niet voor nodig.

Referenties

  1. Weinberger, J., & Westen, D. (2008). Political Psychology, 29, 631-651.
  2. Westen, D., Blagov, P.S., Harenski, K., Kilts, C., & Hamann, S. (2006). Journal of Cognitive Neuroscience, 18, 1947-1985.