Het laatste deel van de Lentecyclus-trilogie rond dementie  gaat over de patiënt van morgen. De eerste gespreksavond (Lentecyclus I) had als onderwerp de sociale beeldvorming van dementie en in Lentecyclus II stond de patiënt van vandaag centraal. Prof. Christine Van Broeckhoven, voorzitter van de Lentecyclus en moderator van deze laatste sessie, wordt hartelijk verwelkomd en gefeliciteerd door Minister van Staat Mark Eyskens. Ze mocht onlangs de prestigieuze “Award for Medical Research” van de Metlife Foundation in ontvangst nemen in New York. Deze prijs is naast een internationale erkenning voor het baanbrekend onderzoek van prof. Van Broeckhoven rond de ziekte van Alzheimer ook een stimulans voor nieuw onderzoek.

Voor het eerst sinds de start van de Lentecyclus is het terrasjesweer. Prof. Van Broeckhoven is desondanks blij met de hoge opkomst, een bewijs van de maatschappelijke relevantie van dit onderwerp. Ze hoopt dat dergelijke initiatieven onze ministers zullen aanzetten deze problematiek prioritair op de agenda te plaatsen. Ook zij heeft grijze haren en dementie maakt geen onderscheid. Dertig jaar geleden toen prof. Van Broeckhoven haar onderzoek begon, kende niemand het woord dementie of de ziekte van Alzheimer. Er is intussen veel veranderd. Vandaag willen we de Lentecyclus in schoonheid af sluiten met een boodschap van hoop. Twee prominente sprekers zullen een uiteenzetting geven vanuit een verschillende invalshoek: prof. Bart De Strooper, toponderzoeker aan de Katholieke Universiteit Leuven en dr. An Haekens, gespecialiseerd in ouderenpsychiatrie.

Blik op de toekomst: nieuwe geneesmiddelen tegen de ziekte van Alzheimer

De huidige medicatie is gericht op symptomen zoals geheugenproblemen en boekt weinig resultaat. Daarenboven is symptomatische behandeling niet efficiënt aangezien de oorzaak niet aangepakt wordt en het verder afsterven van de hersencellen (neuronen) gewoon doorgaat. Prof. Bart De Strooper is hoopvol voor de ontwikkeling van een nieuw geneesmiddel tegen dementie op lange termijn. Het is realistisch met de huidige kennis om een nieuw medicament bij de patiënt te brengen binnen de 20 jaar en niet binnen de 6 maanden. Onderzoek is een proces van lange adem. Het is dan geen overbodige luxe om vooruit te denken. Uit de leeftijdspiramide van België (2008) valt af te leiden dat met de brede groep van personen tussen de 40-50 jaar er een tsunami van dementie op de volgende generatie afkomt. De kost per jaar is erg hoog voor de patiënt en/of familie, zelfs na tussenkomst van de sociale zekerheid. Er is dus geen tijd te verliezen om onze verantwoordelijkheid op te nemen ten op zichte van onze kinderen. Dit is een ethische en sociale keuze met een politieke urgentie.

Er bestaan verschillende vormen van dementie, waarvan de ziekte van Alzheimer de meest voorkomende is. Een beter begrip van de onderliggende oorzaak van de ziekte van Alzheimer kan nieuwe wegen openen voor behandeling. Alois Alzheimer bracht in 1906 aan het licht dat er een abnormaal ziekteproces aan de hand is en niet louter een verouderingsproces. Hij vond amyloïde plakken en neuronale kluwens (tau) in de hersenen van een van zijn patiënten, sindsdien vormen deze de signatuur van de ziekte van Alzheimer. Meer recent bracht genetisch onderzoek een grote doorbraak. Er zijn oorzakelijke genen voor de ziekte ontdekt en genen die het risico erop kunnen verhogen. Dit onderzoek heeft geleid tot een beter begrip van de ziekte van Alzheimer (filmpje). Onze hersenen bevatten miljarden hersencellen die communiceren via zenuwbanen. De informatie beweegt elektrisch binnenin de zenuwbaan en wordt van de ene hersencel naar de andere overgebracht via chemische stoffen (neurotransmitters). Bij de ziekte van Alzheimer verloopt de communicatie tussen hersencellen minder vlot en gaan een deel van de contacten verloren. Dit gaat gepaard met geheugenproblemen. Wetenschappelijk onderzoek heeft een aantal van deze hersenveranderingen in kaart gebracht, namelijk amyloïde plakken en neuronale kluwens. Amyloïde plakken worden gevormd wanneer het “amyloïde voorlopereiwit (amyloid precursor protein, APP)” abnormaal geknipt wordt door enzymatische scharen. Hierdoor komt β-amyloïd vrij. Wanneer deze β-amyloïdfragmenten zich ophopen en plakken vormen, zijn ze toxisch voor de hersenen. Neuronale kluwens worden gevormd wanneer het “tau”-eiwit gemodificeerd wordt. Het tau-eiwit is van kritische belang voor de stabiliteit van de transportbanden binnenin de hersencellen. In de ziekte van Alzheimer vallen de transportbanden uiteen en vormt het tau-eiwit kluwens die het intern neuronaal transport verhinderen en uiteindelijk de hersencel vernietigen. Meer en meer connecties gaan verloren, hersencellen sterven af en de hersenen krimpen.

Onderzoekers gebruiken deze kennis om meer efficiënte behandelingen te ontwikkelen voor de ziekte van Alzheimer. Prof. De Strooper bespreekt twee strategieën om de amyloïde plakken in de hersenen aan te pakken:  1. Het verwijderen van de gevormde amyloïde plakken en 2. Het voorkomen van de vorming van amyloïde plakken.

Een groot deel van de ontwikkeling van nieuwe behandelingen in het laboratorium gebeurt in vitro (op cellen of weefsel) en in proefdieren, voornamelijk muizen. Er heerste grote euforie binnen de wetenschapsgemeenschap toen onderzoekers constateerden dat muizen die met antilichamen tegen amyloïde plakken ingespoten waren een vermindering in amyloïde plakken vertoonden. Jammer genoeg wijzen recente vaccinatiestudies aan dat deze behandeling voor patiënten in een gevorderde stadium niet gepaard gaat met een verbetering van de geheugenproblemen. De onderzoekers geven niet op en nieuwe behandelingen worden momenteel uitgetest en ontwikkeld, vooral met het oog op het voorkomen van de ziekte.

Een tweede strategie is om de enzymatische scharen die het amyloïde voorlopereiwit foutief knippen te blokkeren zodat β-amyloïdfragmenten niet kunnen ophopen in plakken. Onderzoek toont aan dat het blokkeren van de werking van de schaar inderdaad de vorming van amyloïde plakken vermindert, maar dat gaat gepaard met serieuze neveneffecten. Bijvoorbeeld het ontwikkelen van goedaardige huidtumoren in muizen. De vraag rijst of er wel op deze weg moet verdergegaan worden. Prof. De Strooper is overtuigd wanneer op een meer gecontroleerde manier de werking van de enzymatische schaar kan beïnvloed worden dat er mogelijkheden zijn om de juiste molecules te vinden met minder ernstige bijwerkingen. In het lab van Prof. De Strooper worden nieuwe stoffen getest naar hun werking op de vorming van plakken in muizen, maar ook de werking van hun geheugen wordt getest in een doolhof voor muizen (de “Morris Water maze”). Muizen worden getraind om een ondergedoken platform terug te vinden in een zwembad voor muizen gevuld met ondoorzichtig water.

Een belangrijke discussie die momenteel gevoerd wordt, is wanneer de nieuwe medicatie moet genomen worden. Waarschijnlijk niet op het einde van de ziekte want dan kan de klok niet meer teruggedraaid worden. Het is duidelijk geworden dat de neerslag van amyloïde plakken al veel vroeger gebeurt dan het optreden van de eerste symptomen. Belangrijk is om proactief op te treden zoals in het geval van hartziekten waar cholesterolremmers preventief ingenomen worden. Het bepalen van een risicoprofiel aan de hand van genetische testen kan helpen om preventief te werken, namelijk om risicopatiënten te identificeren en de gepaste medicatie te kiezen.

Er is al veel vooruitgang gemaakt, maar dit is nog maar het tipje van de ijsberg. We hebben al veel geleerd, maar de complexiteit wordt er niet minder op. Een breed maatschappelijk draagvlak kan helpen om het onderzoek te versnellen. Het zal nog vele jaren duren vooraleer er een goede behandeling voor de ziekte van Alzheimer op de markt komt. Wat we ondertussen kunnen doen is er een gezonde en actieve levensstijl op nahouden waardoor de symptomen naar een latere leeftijd opschuiven. Niet alleen medicatie kan de problemen van Alzheimerpatiënten helpen oplossen, maar ook de aandacht voor de zorg van de patiënten. Dit zal in de volgende presentatie aan bod komen.

Niet-medicamenteuze ondersteuning voor dementie

Het proces van dementie gaat gepaard met vele geestelijke veranderingen wat emoties zoals angst en bedreiging opwekt. Daarenboven is elke patiënt een individu en verloopt dit proces voor iedereen anders. Psychosociale factoren zoals geruststellen en troosten zijn erg belangrijk. Voor de mens achter de patiënt is het belangrijk om zo lang mogelijk zijn autonomie en waardigheid te bewaren. Spijtig genoeg is de manier waarop de samenleving met ouderen en meer specifiek met dementiepatiënten omgaat erg confronterend. Onlangs is nog een panorama-reportage aan dit thema gewijd.

Het psychosociale model van retrogenese ontwikkeld door psychiater Barry Reisberg kan helpen om op gepaste manier met dementiepatiënten om te gaan. De hypothese van Reisberg is gebaseerd op enkele studies waarin men veranderingen meet in de witte stof in  de hersenen van Alzheimerpatiënten. De witte stof (myeline) staat in voor de isolatie van de zenuwbanen in onze hersenen en zorgt ervoor dat de geleiding van elektrische signalen langs deze zenuwbanen vlot verloopt. Tijdens de ontwikkeling van kind naar volwassene treedt myelinisatie op. Bij Alzheimerpatiënten ziet men het omgekeerde en is er sprake van afbraak (degeneratie) van de witte stof. Dr. Haekens stelt dat de “degeneratieve mechanismen die optreden tijdens een dementieproces als het ware het spiegelbeeld van het normale ontwikkelingsproces van een kind tot volwassenheid vormen”. Dit moet misschien wat genuanceerd worden. Er treden ogenschijnlijk processen op, zowel in de hersenen als gedragsmatig, die een omkering lijken van het kind-naar-volwassenestadium, maar de hersenen van een Alzheimerpatiënt in een ernstig stadium van de ziekte zijn verre van te vergelijken met die van een kind of baby.

De terugkeer naar het kindstadium wordt ook doorgetrokken naar sociale en cognitieve aspecten van de ziekte van Alzheimer. De ziekte treedt op in verschillende stadia gaande van vergeetachtigheid tot milde cognitieve problemen. Er is sprake van verminderde mogelijkheden om complexe taken uit te voeren, zoals een maaltijd klaarmaken, financiële zaken, etc. In een gevorderd stadium zijn er problemen met onder andere aankleden, taal en incontinentie gepaard met stemminswisselingen en in zeer ernstige stadia van de ziekte van Alzheimer kan de patiënt het hoofd niet meer rechthouden, niet meer zelfstandig zitten of rondwandelen en treden primitieve  neurologische reflexen op (grijp- en zuigreflexen). Het is duidelijk dat de noden van de patiënt anders zijn per stadium. Dr. Haekens legt uit hoe de retrogenese uitgezet wordt ten opzichte van de evolutie van een kind, wat tot praktische toepassingen leidt in de zorg. Zoals rekening houden met de heterogeniteit van de groep bij het aanbieden van activiteiten aan dementerende patiënten. Retrogenese kan helpen om na te denken over hoe we omgaan met de mens. En daarom geeft deze theorie enkele goede aanknopingspunten om op een respectvolle, gepaste wijze en individuele manier met ouderen met dementie om te gaan. We mogen niet vergeten dat patiënten met de ziekte eerst en vooral volwassenen zijn met een heel leven achter de rug. We moeten oppassen om hen niet te betuttelen of als kinderen te behandelen.

Verder geeft dr. Haekens een overzicht (zie presentatie) van de niet-medicamenteuze interventies die aangewend worden voor de ziekte van Alzheimer en dementie in het algemeen. Voor vele van deze behandelingen zoals snoezelen, massage, aroma-, licht- of muziektherapie, etc. is er momenteel onvoldoende bewijs voor een positief of negatief effect er van. Het is belangrijk dit type onderzoek uit te bouwen en financieel te steunen om meer duidelijkheid te brengen welke psychosociale maatregelen voordelen bieden voor patiënten. Wel is geweten dat beweging en een actieve levensstijl (in de mate van het mogelijke) een vertragend effect hebben op de ziekte van Alzheimer. Naast aangepaste activiteiten is het ook belangrijk de omgeving van de patiënten aan te passen met oriëntatiepunten en structuur. De gunstige effecten van gezonde voeding en een goede opleiding van de verzorgers zijn ook aangetoond.

Om af te sluiten duidt dr. Haekens erop dat het cruciaal is de persoon zelf centraal te stellen, eerder dan het beeld van een falend brein. Welke mens zit er achter het dement gelaat?

Dementie en de ziekte van Alzheimer roepen veel vragen op bij familieleden, verzorgers en onderzoekers. In het kader van de Wetenschapsdag organiseert Breinwijzer samen met de verschillende Vlaamse universiteiten en partners op zondag25 november in de Bijloke te Gent het festival “I-Brain & Ageing omtrent de veroudering van onze hersenen. Het festival is gratis en er is geen voorkennis vereist.

Allen welkom en tot dan!