Elke dag poogt mijn hond mij duidelijk te maken wat hij graag heeft: met droevige oogjes, vol verwachting kijkt hij naar de kast vol eten en snoep; met dwingende pootjes duwt hij zijn drinkbak mijn richting uit en zijn blijdschap is duidelijk wanneer ik opsta om eten en water te gaan halen. Maar was mijn hond nu echt droevig en blij? Hoe kom ik dit te weten of waarom denk ik dat mijn hond blij/droevig is? Het lijkt vanzelfsprekend, maar over het bestaan van emoties bij mensen en dieren, en wat deze juist zijn, valt er veel te zeggen.

Evoluerende concepten

De geest zou de mens onderscheiden van andere dieren waarmee vaak de capaciteit bedoeld wordt om op bewuste wijze dingen te ervaren. Jarenlang onderzoek toonde al aan dat dier en mens op eenzelfde wijze lichamelijk reageren op bepaalde zaken (1) maar we gaan er vaak vanuit dat dieren dus niet een “bewustzijn” zoals de mens zou hebben (3). Maar wat houdt dit “bewustzijn” dan in? Ik gebruik het begrip emotie als voorbeeld.

Reeds lang, sinds Descartes’ opsplitsing van geest en lichaam, wordt de ratio gezien als een product van de geest terwijl de emotie eerder afkomstig zou zijn van het lichaam. Doorheen de tijd zijn we emoties meer en meer beginnen op te vatten als een eerder mentale toestand met gedachten en gevoelens, en werden deze zelfs meer en meer ook toegeschreven aan (huis)dieren. De visie over emoties is dus geëvolueerd van iets basaal evolutionair en lichamelijks naar een concept van “bewuste gevoelens” die ontstaan naar aanleiding van een “ervaring”. Concreet betekent dit dat we ons bewust prettig voelen als er leuke zaken gebeuren, verdrietig als we iemand verliezen en boos als we iets onrechtvaardigs meemaken. Het concept “bewustzijn” is dus bijna onverhoeds ingeslopen in onze spreektaal wanneer we het hebben over emoties.

Objectieve veranderingen versus subjectieve gevoelens

Nochtans is het onderzoek naar emoties begonnen met objectieve veranderingen in het lichaam wanneer er “emoties” werden ervaren. Hier wordt gebruikt gemaakt van de zogenaamde Pavlov conditionering. Een typische Pavlov conditionering houdt het volgende in: een neutrale stimulus, het geluid van een bel, wordt tegelijk gestart met het aanbrengen van een negatieve stimulus, een lichte elektrische schok. Het lichaam wil zich verdedigen tegenover de elektrische schok met een stijging van de hartslag, lichtjes beginnen te zweten, een stijging van de lichaamstemperatuur, etc. Na enige herhaling van de bel met de schok is alleen het laten horen van de bel voldoende om deze lichamelijke veranderingen reeds in gang te brengen en dit gebeurt zonder een bewuste controle van de mens, de pavlov conditionering. Dit soort onderzoek wordt weleens behavioristisch onderzoek genoemd en wordt voornamelijk op dieren (ratten in het bijzonder) uitgevoerd. Ondanks dat dit onderzoek ons al veel informatie over het ontstaan van lichamelijke veranderingen bij “emoties” heeft opgeleverd hebben we geen enkele informatie of en welke “emotie” de rat ervaart; met andere woorden welke bewuste gevoelens de rat had. Indien we gelijkaardig onderzoek bij de mens zouden doen, zouden we dit natuurlijk kunnen navragen, maar herhaaldelijk iemand elektrocuteren geeft ethische problemen waardoor dit niet zo vaak wordt uitgevoerd (of ben jij kandidaat om je te laten elektrocuteren?).

Is de mens een grote rat?

Gezien de ethische moeilijkheden proberen we vergelijkingen te maken tussen de rat en de mens. De amygdala is bijvoorbeeld een heel kleine maar heel belangrijke hersenregio die aanwezig is bij de rat en de mens. Bij de rat hebben we de amygdala kunnen onderverdelen in nog kleinere kernen en weten we dat de sensorische stimulus (de bel en de schok) binnenkomt via de laterale kern van de amygdala en vervolgens via de basale en centrale kern verwerkt worden (Figuur A). Bij de mens kunnen we dit, tot op heden, niet op eenzelfde manier onderzoeken (veel ratten zijn namelijk gestorven in dit soort onderzoek), maar we gaan ervan uit dat dit op eenzelfde manier verloopt. Toch zien we bij de mens situaties ontstaan waarbij al deze lichamelijke veranderingen voorkomen maar er geen bewuste gevoelens ervaren worden; de hartslag stijgt maar de persoon weet zelf niet waarom of ervaart hier geen emotie bij. Andersom is het ook mogelijk om bewust gevoelens te ervaren maar zonder dat deze lichamelijke veranderingen met zich meebrengt. Je lichaam is dan in rust, maar mentaal benoem je dan toch onrustig te zijn. Het lijkt dus niet zo eenvoudig om te zeggen wat emoties en gevoelens nu juist zijn en hoe ze in het lichaam tot stand gebracht worden.

Defensief gedrag

Figuur A: De amygdala is de centrale knoop die acties en reacties controleert bij een aanwezig gevaar. De laterale amygdala (LA) ontvangt sensorische input omtrent het gevaar. Verbindingen vanuit de LA naar de centrale kern van de amygdala (CeA) controleren de reacties (vecht, vlucht, bevriezen) waar de verbindingen naar de basale kern (BA), en vandaar naar het striatum en de nucleus accumbens (NAcc), de handelingen controleren zoals vermijding. Bron: LeDoux J, Pines D. Using neuroscience to help understand fear and anxiety: a two-system framework.

Bewustzijn en het werkgeheugen

Essentieel voor deze verschillen tussen mens en dier zou dus het befaamde “bewustzijn” van de mens zijn. Zoals bij de rat zou de mens een hersencircuit hebben voor lichamelijke veranderingen bij allerlei stimuli maar zou er dus ook een parallel circuit zijn om “bewuste gevoelens” te creëren. Voor dit tweede circuit zou het werkgeheugen van essentieel belang zijn. Het werkgeheugen houdt de mogelijkheid in om allerlei stimuli tegelijkertijd in je gedachten te houden terwijl je hiermee mentaal aan de slag bent: denk hierbij aan een lijstje boodschappen dat je moet onthouden terwijl je naar de winkel gaat. Op dezelfde wijze komen allerlei lichamelijke stimuli binnen in het werkgeheugen van de mens waardoor hier een mentaal proces op gang gebracht kan worden dat uitmondt in “bewuste gevoelens”. Zonder werkgeheugen zou de stimulus gewoon leiden tot lichamelijke veranderingen, quasi-reflexmatig. Met werkgeheugen is er de mogelijkheid om daarnaast ook een mentaal proces op gang te brengen.

Bestaan emoties bij dieren?

Een interessante theorie omdat dit ons de mogelijkheid geeft om alle resultaten van het behavioristisch dierlijk onderzoek te kunnen gebruiken om “gevoelens” te blijven onderzoeken en toch ruimte te laten voor onderzoek naar “bewuste gevoelens” bij de mens. Het zou ook kunnen verklaren waarom wij vaak aan dieren allerlei emoties toeschrijven. Ze kunnen namelijk emotioneel gedrag stellen (met lichamelijk veranderingen) maar mogelijks niet (of slechts in beperkte mate) een bewust gevoel ervaren. Wanneer we vervolgens het emotioneel gedrag van het (huis)dier zien, noemen we dit wel een emotie, want dat is hetgeen wat wij ervaren als we dat gedrag stellen.

Algemene beschouwing

Emotie, gevoelens, bewustzijn, werkgeheugen, enzovoort. Het blijven moeilijke concepten waar het onderzoek nog volop aan de gang blijft. Ondanks de vele moeilijkheden die dit onderzoek met zich meebrengt, blijft het een fascinerende wereld waar we hopelijk steeds meer en meer inzicht in krijgen. Mogelijks zal ik zo ooit kunnen begrijpen wat mijn hond nu juist wil zeggen en voelt.

Referenties

  1. LeDoux J. Feelings: what are they and how does the brain make them? Dædalus, the Journal of the American Academy of Arts & Sciences. Winter edition
  2. LeDoux J, Pines D. Using neuroscience to help understand fear and anxiety: a two-system framework