Verslag van de gespreksavond met Prof. Guy T’Sjoen en Prof. Sven Mueller

Uit onderzoek blijkt dat ongeveer 0.4% tot 1.4% van de bevolking zich niet exclusief associeert met zijn of haar geboortegeslacht. Dit lijken kleine aantallen, maar toegepast op de bevolking van België gaat dit over ruim 100.000 personen, een erg grote groep. De laatste decennia kenden een sterke toename in onderzoek naar, de behandeling van en de aanvaarding van deze groep. In België melden zich elk jaar ongeveer 180 volwassenen en 100 minderjarigen aan die zich niet identificeren met hun biologische geslacht. Hoewel transgenders tegenwoordig steeds vaker positief in de media komen, hebben ze nog heel vaak negatieve ervaringen (vb. het debat over genderneutrale toiletten). Zo ondernam maar liefst 38.7% van deze groep reeds een zelfmoordpoging.

Professor Guy T’Sjoen is diensthoofd van de dienst Endocrinologie en stofwisselingsziekten van het UZ Gent. Zijn team is gespecialiseerd in hormonale behandelingen bij transgenders, en heeft tegenwoordig ook erg veel aandacht voor psychosociale zorg. Trans-vrouwen (personen die een transitie van man naar vrouw ondergaan) krijgen een behandeling met oestrogeen en anti-androgeen, en trans-mannen (personen die een transitie van vrouw naar man ondergaan) worden behandeld met testosteron. De langetermijneffecten van deze hormoonbehandelingen worden momenteel onderzocht, maar op middellange termijn blijken deze behandelingen alvast geen verhoogd risico met zich mee te brengen. Integendeel, bij de aanmelding vertoont deze groep een sterke verhoging in angst en depressie, maar na de hormoonbehandeling vertonen transgenders eenzelfde mate van angst en depressie als de standaard populatie. Na de eerste fase van een hormoonbehandeling is een geslachtsoperatie mogelijk, maar dit is zeker niet standaard, en het hangt af van het aanvoelen van de persoon.  

De Britse krant The Guardian bracht onlangs het verhaal van een transman die spijt had van zijn transitie. Dit verhaal kreeg erg veel aandacht in de media maar is toch eerder de uitzondering op de regel. Ongeveer 0.6% van de transgenders heeft spijt van de transitie, maar deze spijt heeft veelal te maken met het verlies van vrienden en van werk, eerder dan over de transitie zelf. Uit een grootschalige database blijkt dat slechts 6 van de 6793 personen spijt hadden van de transitie zelf. Elke foute beslissing valt uiteraard te betreuren, zeker gezien het ingrijpende karakter, maar er zijn weinig behandelingen in de medische sfeer die zo effectief zijn.

Past mijn brein bij mijn lichaam?

De insteek van de gespreksavond was de vraag of het brein van transgenders bij hun lichaam past. Simpel gesteld: lijkt het brein van transgenders meer op dat van hun geboortegeslacht of van hun genderidentiteit? Alvorens op deze vraag in te gaan benadrukte Professor Sven Mueller (Ugent) dat verschillen in het brein tussen mannen en vrouwen sowieso heel erg klein zijn. Het verschil tussen mannen en vrouwen op groepsniveau is miniem in vergelijking met de enorme verschillen binnen mannen en binnen vrouwen (zie bijvoorbeeld deze Studio Brein blog over het verschil in hersenverbindingen). Bovendien staat het onderzoek over de hersenen van transgenders nog in de kinderschoenen (er zijn slechts een 15-tal serieuze wetenschappelijke publicaties over het thema).

Het meest overtuigende verband werd gevonden in studies die de hypothalamus onderzochten. De hypothalamus ligt diep in de hersenen, en speelt een belangrijke rol bij het endocriene systeem, met andere woorden bij de hormoonhuishouding. Gezien het belang van hormonen in genderidentiteit verbaast het niet dat deze regio een belangrijke rol speelt. Uit metingen bij overleden personen bleek dat de grootte van de hypothalamus bij transvrouwen heel sterk overeenkwam met die van cis-vrouwen en niet met die van cis-mannen (i.e., vrouwen en mannen bij wie de genderidentiteit overeenkomt met de biologische identiteit). Deze bevinding werd recent herhaald in een studie die de reactie van de hypothalamus op feromonen onderzocht. Feromonen zijn geurstoffen die een belangrijke rol spelen bij seksuele aantrekking. De reactie van de hypothalamus van trans-vrouwen op feromonen leek sterker op die van cis-vrouwen dan op die van cis-mannen. Hoewel deze studies een eerste belangrijke stap zijn, benadrukte professor Mueller dat we eigenlijk nog maar erg weinig weten. Zo bestaan er ook redelijk wat discrepante bevindingen met betrekking tot andere hersengebieden. Er is vooral nood aan studies waarbij een grotere groep transgenders getest wordt, en daarvoor worden op dit moment grote internationale samenwerkingen opgezet.

Meer info?

Heb je na het lezen van dit stuk nog verdere vragen over het thema transgender, neem dan zeker een kijkje op transgenderinfo.be.